Het ontstaan van de weervisserij

Weervisserij op de Schelde

Van oudsher al vissen mensen in het gebied van de Schelde. De lucratieve vishandel zorgt in het visrijke Scheldegebied voor eeuwenlange twisten tussen vissers uit Bergen op Zoom en Tholen. Sinds 1825 vindt verpachting van de visgronden aan de vissers plaats.

Zolang er mensen actief waren op de oevers van de Schelde, is er in het gebied gevist; dus al enkele duizenden jaren. In de middeleeuwen neemt de bevolking toe en ontstaan er steden zoals Bergen op Zoom en Reimerswaal. Hierdoor groeit de vraag naar voedsel, waardoor het profijtelijk wordt om vis voor de handel te gaan vangen.

In de zestiende eeuw verandert er veel op het gebied van de visserij. In 1530 vindt op 5 november, de dag van Sint Felix, een stormvloed plaats die later de Sint Felixvloed (quade saterdach) genoemd is. Grote delen van Zeeland, waaronder het gebied ten oosten van Yerseke, worden overspoeld door het water en volledig weggevaagd. In dat gebied zijn 18 dorpen en de stad Reimerswaal gevestigd. Doordat de stad Reimerswaal iets hoger ligt dan de rest van het gebied, blijft de stad als een klein eilandje achter. Het land er omheen kan echter niet gered worden.

In de decennia die volgen wordt het gebied meerdere malen geteisterd door stormvloeden en overstromingen. De vaarroute van en naar Antwerpen langs de Brabantse Wal verzandt. Een ramp voor de handel in Bergen op Zoom, maar een zegen voor de Bergse vissers. Dicht bij de stad ontstaan in ondiep water rijke visgronden; een ideale paaiplaats voor de ansjovis. Het overstroomde gebied kennen we nu als het Verdronken Land van Zuid-Beveland.

Op de gevormde zandplaten en het verdronken land wordt al snel gevist. Boven de zandplaten, vooral voor de Brabantse Wal bij Bergen op Zoom, is het water warmer dan in de rest van de Schelde – die sindsdien Oosterschelde wordt genoemd. De zon warmt de zandplaten op als ze droog liggen en het zand geeft deze warmte af aan het opkomende water. Zo ontstaat een ideale, warme paaiplaats voor ansjovis: een visje dat erg temperatuurgevoelig is.

In 1673 werd het vissersgilde opgericht en in de bijbehorende officiƫle stukken werd voor het eerst melding gemaakt van visweren. Daarom wordt aangenomen dat de weren op de Oosterschelde zeker sinds eind zeventiende eeuw gebruikt worden om vis te vangen.

De tekst op deze pagina is een bewerking van het hoofdstuk ‘De weervisserij op de Schelde’ door Marianne Siewe, afkomstig uit het boek ‘De weervissers van Bergen op Zoom’ (2015).